Het tekort aan onderwijspersoneel zet het onderwijs in toenemende mate onder druk. Tweedelingen in de maatschappij groeien en de kansenongelijkheid in het onderwijs wordt groter. Schaduwonderwijs (bijvoorbeeld bijles, examentraining) en het leenstelsel vergroten de ongelijkheid alleen maar verder. Wat is de invloed van de coronapandemie? Welke trends stonden vorig jaar in de Top 10 en op welke plek? Hieronder zie je het overzicht van de editie 2020-2021.

1. Tekort aan geschikt onderwijspersoneel

De komende jaren dreigt het lerarentekort in alle lagen van het onderwijs op te lopen. Vergrijzing en een verminderde aantrekkelijkheid van het beroep zijn belangrijke factoren. Het tekort geldt voor zowel docenten als voor bestuurders. In het VO zijn de tekorten geconcentreerd bij bepaalde vakken zoals informatica, natuurkunde en Duits. In het hoger onderwijs is de situatie minder nijpend, maar wordt wel verwacht dat de komende jaren de vraag naar met name bètadocenten toe zal nemen. Er zijn dus niet alleen te weinig docenten, maar de docenten die er wel zijn, beschikken niet altijd over de juiste kwalificaties.

2. Toenemende maatschappelijke tweedeling

In veel Westerse landen neemt de tweedeling in de samenleving steeds verder toe: tussen jong en oud, autochtoon en allochtoon, hoogopgeleid en laagopgeleid, rijk (de ‘haves’) en arm (de ‘have nots’). Bij verkiezingen draait het om voor iets of tegen iets stemmen. Vergrijzing en ontgroening, ongelijke economische kansen, zorgen over het klimaat, verlies van werkgelegenheid door automatisering, migratiestromen en de recente coronacrisis voeden deze ontwikkeling.

3. Digitalisering van het onderwijs

De wereld en het onderwijs digitaliseren sinds de coronacrisis in een stroomversnelling. Leren gebeurt al lang niet meer alleen in het klaslokaal. Door digitalisering kunnen we overal, tijd- en plaatsonafhankelijk, kennis tot ons nemen en vaardigheden ontwikkelen. De leeromgeving is niet langer alleen fysiek, maar ook digitaal. Dit biedt mogelijkheden om deze persoonlijker te maken en meer af te stemmen op de individuele student. Digitaal toetsen gaat sneller en creëert ruimte voor leeranalyses en gerichte feedback. AR en VR, maar ook gamification en teleapprenticeships veranderen het didactische proces.

4. Kansenongelijkheid in het onderwijs

De gelijke kansen in het onderwijs staan in toenemende mate onder druk. De negatieve bijwerkingen van vroege selectie binnen het huidige stelsel lijken moeilijk te overkomen. Daarnaast groeit het schaduwonderwijs (bijvoorbeeld bijles, examentraining) en is met het leenstelsel de drempel voor deelname aan het hoger onderwijs verhoogd.

5. Voortdurende technologische ontwikkeling

Technologische ontwikkelingen gaan razendsnel. Waar deze zich vroeger ‘lineair’ voltrokken, gaat het nu ‘exponentieel’. Traditionele sectoren worden verrast door nieuwe diensten en bedrijven, vaak vanuit een hele andere industrie. Nu zijn het blockchain, kunstmatige intelligentie en het internet der dingen die ons leven verrijken en hele sectoren ontwrichten. Over tien jaar zijn het misschien nanobiologie en de kwantumcomputer die ons verbazen. Eén ding is zeker, er zullen voortdurend nieuwe technologieën bij komen.

6. Veranderende onderwijsgeldstromen

Publiek geld is voor veel onderwijsinstellingen nog steeds de belangrijkste bron van inkomsten, waarbij het aantal leerlingen of diploma’s de hoogte van de overheidsbijdrage bepaalt. Met name voor het hoger onderwijs geldt dat het aandeel van deze primaire geldstroom al jaren aan belang inboet ten opzichte van inkomsten uit subsidies en inkomsten uit de private sector. Hier worden geldstromen ingezet om strategische disciplines (bijv. bètastudies) te stimuleren. In het lager en middelbaar onderwijs staat de financiering onder druk door dalende leerlingenaantallen.

7. Veranderende arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt verandert. In de crisisjaren is de arbeidsmarkt steeds flexibeler geworden. Door automatisering verdwijnen sommige banen, terwijl andere banen worden gecreëerd. Arbeidsrelaties worden anders ingevuld. Thuiswerken, zeker onder invloed van de coronacrisis, maar ook een tijdelijk avontuur in het buitenland of op projectbasis werken zijn gemeengoed geworden.

8. Meer flexibilisering en gepersonaliseerd leren

Digitalisering van het onderwijs leidt tot een grote beschikbaarheid van data over leerlingen en studenten. Dit biedt een schat aan informatie over hoe leerlingen het beste kunnen leren. De individuele leerling komt hiermee steeds centraler te staan in het onderwijs. Gecombineerd met digitale lesvormen en -materiaal maakt de beschikbare data het mogelijk het leerproces steeds verder te personaliseren.

9. Leren in en voor een nieuwe wereld

Wanneer en waarvoor wordt geleerd verandert. Waar het onderwijs sinds de industriële revolutie grotendeels los is komen te staan van de maatschappij en het arbeidsproces, lijken deze grenzen nu weer meer te vervagen. Formeel en informeel leren lopen meer door elkaar, de verdeling van leerdoelen over levensfasen staat volledig op zijn kop. Voorheen konden we ons leven in drie fasen indelen: onderwijs, arbeid en pensioen. Nu is er sprake van een multifase-indeling, waar werken, ontspanning en leren regelmatig door elkaar lopen en gelijktijdig plaatsvinden.

10. Krimp en leerlingdaling

De bevolkingssamenstelling in Nederland verandert. Het aantal ouderen neemt toe en het aantal jongeren neemt af. Er worden minder kinderen geboren. (Jonge) mensen trekken weg uit bepaalde gebieden bij gebrek aan voorzieningen en werkgelegenheid. Ontgroening is niet alleen iets van traditionele krimpgebieden, het treft ook de Randstad. Minder kinderen betekent minder leerlingen voor het onderwijs.